Conditionering omvat een proces waarin het gedrag van een mens verandert als gevolg van ervaringen die hij opdoet. Het gaat om gedrag, dat onder bepaalde voorwaarden en condities tot stand komt en een gewoonte – een ingeslepen gedragspatroon – wordt: aangeleerd gedrag. Het bestraffen van ongewenst – en het belonen van gewenst gedrag zijn de bekendste condities. Er zijn twee soorten van conditionering: klassieke of respondente conditionering en operante of instrumentele conditionering.
Soms vindt conditionering plaats door een toevallige gebeurtenis. Een peuter die met zijn hand een hete kachel aanraakt, zal verschrikt terugdeinzen en de volgende keer kachels vermijden. Ook kan conditionering voortkomen uit gerichte training. Je kunt een kind door middel van beloningen bepaald gedrag aanleren. Uiteraard kunnen dergelijke leerprocessen bemoeilijkt worden door andere processen, zoals associatie. Wat is associatie? Stel dat de peuter uit het voorbeeld de hete kachel aanraakt en op datzelfde moment de deurbel klinkt, dan bestaat de kans dat de volgende keer dat de deurbel klinkt, het kind schrikt. De peuter kan de deurbel in verband brengen met de hete kachel. Uiteraard dooft deze associatie vanzelf uit als blijkt de deurbel geen verband houdt met de hete kachel.
Bij conditionering is er een relatie tussen een stimulus (prikkel) en een respons (reactie). Een stimulus is een gebeurtenis of situatie die een respons uitlokt. Je slaat een spijker in de muur en met de hamer sla je onverwachts op je duim. Pijn is in dat geval de stimulus en de respons bestaat uit het wegtrekken van je hand en de eventuele verbale reactie als vloeken, schelden, schreeuwen of huilen. Dit is een reflex, oftewel een onwillekeurige, onvrijwillige, automatische respons op een stimulus. Als iemand met een felle lamp in je ogen schijnt knipper je met je ogen, als je voedsel in je mond stopt komt de speekseltoevoer op gang, enz. Deze reflexen worden ongeconditioneerde responsen genoemd aangezien deze niet het gevolg zijn van een leerervaring – het is niet aangeleerd, het gebeurt automatisch – en de stimuli die dat veroorzaken worden ongeconditioneerde stimuli genoemd.
‘Hypnotherapie’ (individuele sessies) is bij ontzettend veel klachten inzetbaar. Je leert er op een andere manier naar jezelf luisteren. Tijdens de sessie concentreer jij je op het gedrag of het gevoel waaraan je graag wil werken. Hierbij heb je even minder aandacht voor de omgeving. We werken aan je klacht of probleem op een dieper, onderbewust niveau. Bij hypnotherapie maken we therapeutisch gebruik van hypnose om je eigen innerlijke hulpbronnen aan te spreken en zo tot een lichamelijke en/of geestelijke genezing te komen. Het is een proces waarbij je kijkt naar de oorzaken en achtergronden van je probleem. Dat leidt tot een beter inzicht in je eigen reacties en mogelijkheden, waardoor je meer grip krijgt op je situatie. Tijdens de sessie kunnen verschillende beperkende gedachtegangen veranderd worden, waardoor je de wereld op een andere manier gaat ervaren.
Bijna iedereen kan in hypnose gebracht worden en dus ook geholpen worden door hypnotherapie. Bij de een zal het wat sneller lukken dan bij de ander, veel hangt af van het vertrouwen of de motivatie van de cliënt. Omdat er gewerkt wordt met je onderbewustzijn kunnen psychische en ook fysieke klachten verminderen en zelfs verdwijnen.